Nieuwsflits oktober

Opstallen van jongvee

Na een heerlijk warme nazomer zullen binnenkort de koeien, pinken en kalveren weer op stal komen. Voordat het zover is moeten een aantal zaken vast op een rijtje gezet worden. Interessant om te weten is of de pinken buiten de groei hebben gehaald die van ze verwacht werd. Hier is een handig instrument voor bedacht en dat is het meten van de borstomvang. Via de dierenkliniek zijn meetlinten en de groeicurve voor jongvee te verkrijgen. Mochten de dieren de verwachte groei niet gehaald hebben dan moet men zich afvragen wat daar de mogelijke oorzaken van kunnen zijn geweest. Daarnaast is het zinvol om de dieren op dracht te controleren zodat eventuele verwerpers opgespoord worden. Een aantal oorzaken van groeivertraging zijn hieronder opgesomd.

Maagdarmwormen en longwormen

Bij koeien komen verschillende soorten maagdarmwormen voor. Naast de maagdarmwormen kan ook de longworm voorkomen. In sommige gevallen kan een zware besmetting tot longontsteking leiden. De verschijnselen bij een besmetting met maagdarmwormen zijn: vermageren, diarree en een doffe stekelige vacht. De specifieke verschijnselen bij een besmetting met  longwormen zijn: hoesten na opjagen, neusuitvloeiing en een versnelde ademhaling. Om er achter te komen of dieren een besmetting met maagdarmwormen/longwormen hebben opgelopen kan mestonderzoek of bloedonderzoek gedaan worden. Aan de hand hiervan kan tevens bepaald worden of het zinvol is om de dieren te ontwormen. Het gebruik van ontwormmiddelen moet terughoudend worden ingezet om te voorkomen dat net als bij de schapen de wormen resistent(ongevoelig) worden voor de gebruikte werkzame stoffen. Ontwormen kan op meerdere manieren de meest voor de hand liggende is de pour-on (vloeistof over de rug gieten) , daarnaast kan men een injectie of een orale oplossing geven. Een longworm-besmetting  kan ook voorkomen bij melkkoeien, het zijn dan vooral de vaarzen die hoesten bij het opstaan of opjagen bijvoorbeeld naar de melkstal.

Pinkengriep

Pinkengriep is een aandoening die vaak in het najaar wordt gezien. Pinkengriep wordt veroorzaakt door virussen (para-influenza3 en BRSV). De virussen zijn eigenlijk altijd wel aanwezig op een melkveebedrijf maar geven geen verschijnselen omdat het afweersysteem van de volwassen dieren de virussen kan onderdrukken. Tot een leeftijd van 1 jaar zijn de kalveren en pinken echter erg gevoelig voor deze virussen en kunnen er ziek van worden. Als de dieren ziek worden van de virussen valt de weerstand weg en kunnen de bacteriën de ziekteverschijnselen nog verergeren. Op stal komen verschillende leeftijdsgroepen bij elkaar. De infectiedruk in de stal gaat daardoor snel omhoog. In het najaar zijn de nachten koud en de dagen relatief warm daarbij is de luchtvochtigheid erg hoog. Dit zijn ideale omstandigheden voor een virus om zich te verspreiden. Om het risico op pinkengriep te minimaliseren kunnen een aantal maatregelen genomen worden.

  • Ventilatie optimaliseren
    • Zorg voor voldoende instroom van verse lucht en afvoer van uitgeademde gassen.
    • Voorkom ten allen tijde tocht (luchtsnelheden>0,2 m/s op dierniveau)
  • Scheren van de dieren
    • Dieren kunnen na geschoren te zijn de warmte beter afgevenà hebben minder last van hittestress en nemen meer voer op.
  • Ent de dieren voordat ze op stal gaan of op het moment dat ze op stal komen. Het is verstandig om dieren tot een jaar leeftijd te enten.
    • Het is goed om per bedrijf een entschema op te stellen i.v.m. specifieke omstandigheden per bedrijf. Enten kan via een neusenting of injectie.
    • Om de infectiedruk op een bedrijf te verlagen is het overigens het meest optimaal om het jaarrond te vaccineren tegen pinkengriep.
  • Mochten de dieren de verschijnselen van pinkengriep (sloom, te lage voeropname, neusuitvloeiing, versnelde ademhaling, hoesten en hoge koorts) vertonen neem dan contact op met de dierenkliniek en overleg over de behandeling.

Mineralen voorziening

Uit veel kuilanalyses blijkt dat er wat betreft bepaalde mineralen en sporenelementen (selenium, koper en bijvoorbeeld magnesium) tekorten gevonden worden. Als er aan het jongvee 3-4e snede wordt gevoerd is het dus extra belangrijk om jongveemineralen bij te voeren of de dieren van bolussen te voorzien. Zeker omdat deze dieren vaak geen brok krijgen. Om te controleren of de dieren voldoende mineralen binnen krijgen kan van 5 dieren bloed onderzoek gedaan worden zodat men weet waar men staat als het om mineralen gaat.